Het went niet. Het went nooit.

M. is een kleine lieve jongen in een lichaam van twee meter lang.
M. is verdrietig vanochtend en M. vecht.
Tegen tranen.
Tegen verwachtingen.
Tegen zichzelf.

Ik kijk naar M. en probeer wat.

‘M, is er iets?’

M. schokschoudert.

‘M?’

M. buigt zijn hoofd en drukt zijn pen even heel hard in zijn papier en bijt zijn tanden even heel hard in zijn lip.

‘M, zullen we het er even over hebben?’

M: ‘…’

Ik geef de klas een veelbetekenende blik en zeg dat ik even koffie ga halen.

‘Kom maar even achter me aan, als je dat wilt’, zeg ik tegen M.

Ik verlaat de klas en trek de deur achter me dicht. Ik ga in de gang in de vensterbank zitten.

Dat ik geen koffie ga halen weet M. net zo goed als ik weet dat M. het er wél over wil hebben ook al doet hij van niet.

Het duurt een seconde of tien voor de deur open gaat.
M. gaat naast me zitten. Ik sla mijn arm om hem heen en wacht.

Eerst zijn er de tranen.
Daarna het stamelen,
de woorden, onsamenhangend nog de zinnen,
maar steeds vaster weer van stem,
steeds rechter weer de schouders.

We praten.

Je kunt dus heel verdrietig zijn vanwege een 6,5 als je werkte voor een 10. En als dat komt door je dyslexie.
En het is dus heel moeilijk als je als kleine jongen in een groot lichaam merkt dat anderen meer van je verwachten dan jij kunt waarmaken.

Het went niet. Het went nooit.

Recente berichten

Tags

Geschreven door:

Wees de eerste om te reageren

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *