Anne Veenstra, leraar Nederlands aan het 4e gymnasium in Amsterdam leidt het beoordelen van schrijfopdrachten in aan de hand van een beoordelingsmodel dat hij op het bord laat zien. Hij legt uit dat het voor hem al heel lang niet goed voelt om een 4,9 of een 6,3 voor een schrijfopdracht te geven. Want wat zegt dat nu helemaal?
Het leren stopt bovendien bij het terugkrijgen van een cijfer. Bijvoorbeeld 4.9. We moeten dan ook niet alleen het eindproduct beoordelen, maar ook het proces beoordelen. Lastig hierbij is dat leerlingen ook een cijfer verwachten en daar een deel van hun motivatie uithalen voor het werken aan schrijfopdrachten. Het uiteindelijke doel van jou als leraar zou dan ook moeten zijn elke leerling een 10 te geven. En die 10 zou moeten staan voor: het is goed, voldaan.
Vraag die wij ons moeten stellen is hoe we leerlingen feedback zouden kunnen geven op schrijfproducten ( of andere onderdelen ) en tegelijk de leerling gemotiveerd te houden. En dat is niet zo eenvoudig. Want wat doet de leerling als hij voor andere vakken wel cijfers krijgt en voor Nederlands niet (of veel minder). Gaat hij dan nog aan het werk voor ons vak?
Het geven van cijfers is een makkelijke manier van verantwoording. Maar niet per se een goede manier. Wat zou een goed alternatief kunnen zijn? Of moeten we eigenlijk toch maar gewoon cijfers blijven geven voor schrijfvaardigheid? En als je geen cijfers meer wilt geven. Hoe ga je dat dan niet doen?
Met de vraag: Moeten we wel/geen cijfers geven voor schrijfvaardigheid, starten we een kort schrijfmoment, waarbij alle deelnemers voor zichzelf een antwoord formuleren op de vraag, maar ook weer nieuwe vragen proberen te bedenken.
In de volgende gespreksronde, komt een heel aantal nieuwe vragen aanbod.
- Hoe zorgen we dat beoordeling van schijfopdrachten niet te subjectief is?.
- Hoe maak je leerlingen eigenaar van hun leerproces?
- Zou een OVG beoordeling minder subjectief zijn dan cijferbeoordeling?
- Hoe komt het dat leerlingen zo weinig aan inhoud toe lijken te komen bij schrijfopdrachten?
- Hoe laat je feedback die leerlingen van elkaar en de leraar krijgen beklijven?
- Beheersen leerlingen het abstractieniveau dat vereist is voor (complexe) schrijfopdrachten?
- Belemmert onze kretologie de leerling niet bij het geven van feedback? Hoe sluiten wij op een passende manier aan bij de leerling?
- Hoe zorgen wij voor een doorgaande leerlijn als het gaat om vaardighedenonderwijs?
- Hoe kijken we naar het schrijfdossier? Zou het opnieuw invoeren van het schrijfdossier een uitweg kunnen bieden, op zoek naar een betere beoordelingsvorm?
- Moeten we misschien over een feedbackdossier na gaan denken?
- Hebben wij van onze leerlingen geen cijferminnende monstertjes gemaakt?
- Hoe maak je verschil in kwaliteit duidelijk in een situatie zonder cijfers?
- Wat wordt onze eigen rol op het moment dat leerlingen elkaar meer en meer gaan voorzien van feedback. Welke plek krijgt de kennis en expertise van de leraar nog?
- Houden we voldoende aandacht voor goede schrijvers? Hoe brengen we goede schrijvers naar een nog beter niveau?
Het nadenken over deze vragen, levert uiteindelijk een nieuwe vraag op:
Hoe kunnen wij wat we belangrijk vinden in de beoordeling als het gaat om feedback, behouden binnen een systeem dat toch een cijfer eist.
Op deze vraag geven wij met elkaar in de beperkte tijd geen antwoord, maar het is wel een vraag die wij mee mogen nemen de eigen school in, bij het verder ontwikkelen van ons schrijfonderwijs.
NB. Zelf schreef ik eerder al over het opnieuw invoeren van het schrijfdossier. Zie daarvoor hier.
Wees de eerste om te reageren